Afrekenen met eigen beelden van de levensloop 

Bij binnenkomst wijst Wim naar het beeld dat hij onder handen heeft: “De stuntelende mens. Weer gaat het over de treurigheid van de menselijke conditie en weer zal dit stranden in schoonheid. Waarom ik er dan toch mee door ga? Ik weet dat het de wereld niet verder helpt, dat de treurigheid niet af zal nemen. En toch, steeds opnieuw probeer ik iets fatsoenlijks te produceren. Daarin spreekt mijn hoop”. De toon is gezet. Ons gesprek gaat verder waar het vorige atelierbezoek eindigde. 

Begin 2000 gooiden Wim en zijn vrouw het roer om. De kinderen woonden zelfstandig. Het grote huis werd verruild voor een appartement en een atelier. In 2012, het jaar dat ze allebei 62 werden, stopten ze met betaald werk.

Zijn vader is een Groninger en zijn moeder een Zeeuwse. Misschien verklaart dat de twee zielen die in hem huizen. Wim koos voor een studie bewegingsonderwijs, al was ook tekenen een lievelingsvak op school. 

“Ik begrijp mijn levensloop in termen van ontwikkeling. Als mens moet je een aantal gebaande paden verkennen. Je moet sowieso kiezen en bij kiezen hoort dat je ook iets laat liggen. Ik koos voluit bewegingsonderwijs. Het creatieve bleef liggen. Ik was wel altijd toegepast bezig: stoeltjes, kastjes maken….”

Na zijn opleiding werkte Wim als leraar lichamelijke opvoeding. Een flink deel van zijn loopbaan leidde hij PABO- studenten op aan De Haagse Hoge School.

Soms trek je aan een draad…

Wim: “Op een dag denk je: ik hoef niet één ding.. kennelijk groeide er iets in mij dat ruimte moest hebben. Er kwam een moment waarop dat manifest werd. Een beeldhouwer aan de overkant van de straat was gevallen en brak haar pols. Ze werkte met grote beelden, ik bood aan haar te helpen. Ik mocht het overtollige hout van een beeld halen. Toen wist ik: dat wil ik ook. Het ruimtelijke van het beeldhouwen trok me. En het fysieke”. 

In de jaren negentig toen zijn kinderen gingen studeren schreef ook Wim zich in als student aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK). Als parttimer studeerde hij Monumentale Vormgeving. Beeldhouwen werd op de avondopleiding niet aangeboden.

Filosofie 

Al in de scriptie waarmee Wim zijn studie aan Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO) in 1973 afrondde, begaf hij zich onbewust op het spoor van de kunsten. Hij onderzocht de filosofie van het bewegende lichaam met de denker Merleau-Ponty.

De fenomenoloog Merleau-Ponty plaatste het denken terug in het lichaam. Om de vertrouwdheid van de mens met de wereld te herstellen hief hij de strikte scheiding van mind en body op, een voorstelling die sinds Descartes dominant is. Het lichaam dat als fenomeen verkeert te midden van andere fenomenen, is ervarend in de wereld. De beweging van bijvoorbeeld een danser of sporter die met de ruimte speelt en haar tart, kan raken aan een beleving die we kunst noemen, raken aan iets dat het zintuigelijke overstijgt. 

Beweging, kunst en filosofie, komen vijftig jaar na het schrijven van de scriptie samen in het atelier. Beweging van het lichaam blijft het onderwerp.  Ruimte die mogelijkheden schept en tegelijkertijd beperkt is. Niet aflatend is Wim bezig vorm te geven aan het menselijk verlangen dat ingeperkt wordt door de menselijke conditie. Daarbij lijkt hij én te tasten én precies te weten wat hij doet. Het is geen keuze zegt hij, hij móet produceren, iets concreets máken. 

Zijn waarneming is opvallend scherp. Na een korte aanwezigheid in mijn huis heeft Wim details opgemerkt die niet eerder door bezoekers zijn genoemd. Hij geniet van het scherpe waarnemen van het kleinkind. Een fietstochtje door de stad -het kind in het zitje voorop, is een feestje. Wat het kind allemaal ziet! Dat onbevangen waarnemen inspireert hem. Vliegen, de zwaartekracht tarten. Met zijn armen uitgespreid, hoofd en bovenlichaam naar voren gebogen en ingezakte knieën loopt om de werkbank. “Dit is wat kinderen doen als ze het vliegen verbeelden”. Dit is de beweging in zijn beelden. Inspiratie vindt hij ook in materiaal. Stukken sloophout, bomen, schroot en steen dat hij vindt op zijn landje in Frankrijk of waarmee mensen komen aanzetten.

Al voor hij stopte als docent, werkte Wim in het atelier aan de Franklinstraat. Een sfeervolle plek met een buitenruimte. Hij wijst op de douche: “Kon ik het stof afspoelen en direct door naar de Hogeschool”.

Nu hij zich al 10 jaar helemaal kan richten op maken van beeldende kunst, maakt hij vrij werk en werkt hij ook in opdracht. Een mooi proces van aandacht: wat ziet de opdrachtgever voor zich? Dan komt het boekje tevoorschijn. Tekening na tekening. Achterhalen of dit verbeeldt wat wil worden uitgedrukt. Tijdens ons gesprek belt de bronsgieter. Hij heeft een afgietsel klaar. Ik zie aan Wim: daar wil hij zo snel mogelijk heen. Hij moet het zien. Hij leeft in dit werk.  En toch overwoog hij zich op andere dingen te gaan richten. Als je ouder wordt moet je opnieuw nadenken over je rol als echtgenoot en vader. En de rol als opa komt op je pad. Hoe verdeel je aandacht en tijd? Moet je ‘iets’ doen voor de samenleving? Zoals deelnemen aan een actie tegen de sloop van een kerk om er een buurtcentrum in te vestigen? Dit atelierbezoek vertelt hij dat er een eind is gekomen aan de twijfel.

Toekomst 

“Tien jaar na mijn ‘werkende leven’ vraag ik me niet meer af wat er van mij wordt verwacht. Ik weet het nu zeker: ik wil me verder ontwikkelen in de kunst. Dit ging niet zonder slag of stoot. Heb er veel over gepraat met mijn vrouw en andere mensen. Ik moest afrekenen met mijn conventies. En ontdekken dat achter de gedachte dat het atelier zichzelf financieel moet bedruipen, het echte argument verstopt zit: iets willen produceren.                                                                           

Het betekent dat ik helderheid heb en ruimte heb gemaakt. Het vrijwilligerswerk is afgerond, dat was lastig want het was betekenisvol. Het landje in Frankrijk, dat toch ook zorg en tijd vraagt, is verkocht. Minder activiteiten in de agenda en minder dingen om voor te zorgen”.                                                            

In 2022 is Wim werkend lid geworden van de Haagse Kunstkring. Op zijn 72ste is hij door de ballotage gekomen. “Mensen kunnen daar makkelijk meewarig over doen. Zelf doe ik dat niet meer. Ik zie uit naar nieuwe mogelijkheden. Begin februari exposeer ik met andere leden. De drang om te werken als kunstenaar, is wat mij drijft. Ik heb een toekomst.”.

Met muziek, dans of beeld in gesprek over ouder worden 

Voor Paola (62), in het laatste jaar van haar promotieonderzoek, voelt het heel natuurlijk om een oudere student te zijn. Een oudere docent zijn is wat haar betreft ook vanzelfsprekend. Toch misten opmerkingen als “Je bent nu senior” en “Je gaat toch niet op je zestigste nog voor de klas staan”, hun uitwerking niet. Terwijl het lesgeven haar met het klimmen van de jaren steeds meer geeft, vraagt haar omgeving regelmatig om uit te leggen waarom ze ermee door wil gaan. Het bevreemdt haar.  

Oudere student

Op haar veertigste rondde Paola de eerstegraadsopleiding docent Beeldend Vormen af. In die fase van haar leven kon zij doen en laten wat zij wilde. ‘Ik had geen relatie, ik verdiende mijn geld met lezingen, lessen en eigen werk.’  Ze is kunstenaar en docent. Altijd allebei.                                                              

Na de kunstacademie voltooide ze een master kunsteducatie. Een lector van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen vroeg of promotieonderzoek iets voor haar was. Paola was verbaasd toen deze vraag kwam. Het is haar overkomen, zegt ze. Inmiddels had zij samen met haar man Renze een bestaan opgebouwd. Paola had hem bezworen na de master niet meer te gaan studeren. Na een half jaar kwam ze daar al op terug. Nee, het was niet de wens om doctor te worden die haar dreef. Het was haar wens beter te begrijpen welke rol kunst kan spelen in communicatie over levensvragen. 

Paola de Bruijn  (Renze Koenes)
Vorming professionals 

Aan de HAN, waar Paola werkt als docent Beeldend Vormen bij International Social Work en als promovenda verbonden is aan het Lectoraat Versterken van Sociale Kwaliteit, worden studenten opgeleid tot normatief professional, d.w.z. leren oog te krijgen voor wat juist is om te doen en de juiste dingen te doen. Paola beoogt daar met haar promotieonderzoek aan bij te dragen door de plaats van kunst in het curriculum Social Work te versterken. 

‘Het is belangrijk om studenten te laten kijken naar het grotere geheel, niet alleen naar het probleem maar juist naar de wereld die daaronder ligt. In hun toekomstige werk zullen zij oog in oog komen te staan met mensen die hun zorg en aandacht nodig hebben. In de standaard cliëntdossiers is nauwelijks tot geen ruimte voor achtergrondverhalen, terwijl deze in mijn beleving zo’n essentieel onderdeel vormen. Met behulp van een muziekstuk, dans of beeld kan het gesprek geopend worden door in te gaan op de verbeelding, wensen en herinneringen van iemand. Daarvoor is het wezenlijk dat studenten weten wie zij zelf zijn, wat voor hen als persoon waardevol is en betekenis geeft. En dat zij zich afvragen of zij wel de juiste persoon zijn om dit werk te doen. Als je vanuit deze vragen werkt, kan je elkaar als mens ontmoeten en in gesprek gaan. Kunst biedt een mooie ingang. Dit gebeurt tussen docent en studenten in het leslokaal op een vergelijkbare manier als tussen zorgverlener en bewoners van een verzorgingshuis. Ouder worden is immers op elke leeftijd verbonden met levensvragen. Dat is voor de twintigers die lessen bij mij volgen niet anders.’

Eigen Levensvragen 

Hoewel Paola sinds 2017 met haar onderzoek bezig is, realiseerde zij zich pas vorig jaar: dit onderzoek gaat over mijn eigen vragen. Twee keer maakte zij levensveranderende ervaringen door. Al heel jong verloor zij haar broertje. Hij was vijf jaar oud. En als dertiger werd zij zelf levensbedreigend ziek. Ook de mantelzorg voor en het overlijden van haar moeder waren intense ervaringen. 

‘Zelfs bij het indienen van het promotievoorstel ontging mij de link met mijn eigen leven. Het is lastig om te begrijpen hoe dit komt. Waarom zijn deze existentiële ervaringen verstopt, terwijl ze juist in de openbaarheid de boventoon zouden moeten voeren? Hoe leer je leven? Steeds bewuster worden levensvragen ingezet in mijn kunstlessen op de HAN.’ 

Bijdragen aan de vorming van studenten, en daarmee aan de zorg die zij kunnen verlenen, is ook bijdragen aan levensgeluk. Dat is het mooie werk dat Paola in de komende jaren voor zich ziet. Stralend voegt ze toe: ‘Natuurlijk gaat niet iedereen een dissertatie lezen en daarom zoek ik naast het lesgeven andere mogelijkheden om kennis en uitkomsten van mijn promotieonderzoek te delen. Het liefst ga ik lezingen geven over de hele wereld. Ook werk ik aan een spel waarbij deelnemers via kunst worden uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan.’

Paola ervaart dat het de weg van het onderzoek zélf is die betekenis geeft aan haar bestaan. ‘Je groeit erdoor als mens, op een dieper niveau begrijp ik steeds beter wat ik aan het doen ben. Ik durf van mezelf nog niet te zeggen dat ik wetenschapper ben, ik ervaar wel dat ik er naartoe groei. Het lukt ook steeds beter me te verhouden tot de wereld om me heen, om samen te vallen met mezelf. Mijn leeftijd speelt daarbij zeker een positieve rol.’

Meer informatie

Meer informatie over het promotieonderzoek van Paola de Bruijn is te vinden op haar website en algemene informatie via haar LinkedIn pagina.

Levenskunst

Toen Corrie 63 jaar oud was liep haar contract als onderzoeker aan de Universiteit Leiden af. Een nieuw vijfjarig contract zat er niet meer in. Met de afronding van haar boek Tussenland, over illegaliteit in Nederland in de vorige eeuw (2012), kwam een eind aan het betaald werken. 

Een waaier aan loopbanen 

Corrie heeft niet één maar meerdere loopbanen achter de rug. Ze volgde diverse opleidingen en werkte achtereenvolgens in de verpleging (A en B), in de ambulante geestelijke gezondheidszorg en in de wetenschap. Wat trok haar aan in die sectoren? En waarom koos ze er telkens voor om over te stappen en haar carrière in een ander werkveld te vervolgen? 

Corrie (Beeld Michiel Maas)

Voor haar was cruciaal dat er, naast ruimte voor professionele ontwikkeling, ook ruimte was voor zeggenschap en collegiaal samenwerken. Een werkomgeving waarin veel werd geklaagd en tijd verloren ging door veel vergaderen, waarin het draaide het om ego’s en niet om de patiënt en cliënt, putte haar uit. Na haar studie geschiedenis koos zij niet voor het onderwijs omdat zij verwachtte daar opnieuw een wereld aan te kunnen treffen die haar zou ‘uitvreten’. 

Werkplezier en betekenis 

Op 27-jarige leeftijd liet Corrie de gezondheidszorg achter zich om geschiedenis te studeren. Met plezier werkte zij in het Projekt Kollektieve Voorzieningen- een groep studenten die onderzoek deed naar de ontstaansgeschiedenis van deze voorzieningen. Hier werd enthousiast met elkaar samengewerkt vanuit een gedeeld politiek motief. Met onderzoek bijdragen aan een rechtvaardiger verdeling van middelen in de samenleving.  In het project werd hard gewerkt, ook al droeg dit minimaal bij aan de afronding van het verplichte studieprogramma. Studiepunten kende men nog niet.  

Corrie (Beeld Michiel Maas)

Corrie deed doctoraal onderzoek naar een woningbouwvereniging in de Jordaan: keerde de oorspronkelijk bewoners na renovatie en nieuwbouw terug naar hun wijk? Dit bleek vrijwel niet het geval. Een onderzoek dat ook in 2021 nog relevant is. 

Na haar promotieonderzoek naar de constructie van vrouwenarbeid (Het werkzame verschil: vrouwen in de slag om arbeid, 1994), werkte Corrie verder aan historisch onderzoek. Het werk als onderzoeker stelt je in staat om bij te dragen aan maatschappelijk relevante kennis. Het is tegelijkertijd een eenzaam bestaan, daar is zij eerlijk in. ‘Het was wél de moeite waard.’ Corrie wijst trots naar een rijtje boeken. Studies van haar hand. Ze worden regelmatig door studenten, onderzoekers, bestuurders en anderen, geraadpleegd. 

Anders werken 

Toen Tussenland was afgerond, was het niet nieuw onderzoek, maar de zorg die weer aan haar trok. Van een vriendin hoorde ze over vrijwilligerswerk in een hospice. ‘Werken in een hospice, dat leek me wel wat.’ Corrie blijkt zichzelf goed te kennen, want inmiddels werkt ze daar acht jaar. In het hospice treft zij een werksfeer waarin vanzelfsprekend wordt samengewerkt. Mensen die verschillen in leeftijd, achtergrond en kennis vinden elkaar in ‘wat er te doen is’. Dat willen ze goed doen. Corrie mag geen verpleegkundige handelingen uitvoeren, maar de wijkverpleegkundigen zitten altijd krap in de tijd en zijn blij met haar professionele ondersteuning. 

Naast dit werk, past Corrie op vaste dagen op haar kleinkinderen en onderhoudt zij een moestuin. Binnen dit geheel neemt het hospice een bijzondere plaats in. ‘Dit werk biedt voordelen die het meest lijken op betaald werk. Het biedt structuur en verbindt je met het grotere geheel van de samenleving. Met een team werken aan het zo comfortabel mogelijk maken van de laatste levensdagen van een medemens is waardevol en leerzaam. Het is een scholing in levenskunst.’ 

Weten wat bij je past, wat je graag doet én wat je belangrijk vindt. Het is de rode draad in het verhaal van Corrie van Eijl. Jezelf kennen vormt een sleutel naar geluk, steeds opnieuw wanneer er keuzes moeten worden gemaakt. 

Lamlendigheid als opmaat

Met plezier vertelt Erik Jan (67) over het leven dat hij voor zichzelf heeft georganiseerd na zijn pensionering.

Vooraf: Erik Jan staat te boek als levensgenieter en charmeur. Hij is eigenzinnig en innemend. Getrouwd met een jongere partner. Een kind in de brugklas. Zijn volwassen kinderen hebben zelf ook kinderen, dus hij is opa. Erik Jan heeft een leuk leven, veel gezelligheid, natje en droogje, af en toe sporten. Op vakantie met de hele familie enz.

Zijn hele werkzame leven doceerde hij Nederlands en Communicatie aan de Haagse Hogeschool. Toen hij daarvan afscheid nam, verzandde zijn leven, naar eigen zeggen, in lamlendigheid. Op de dag dat voor hem de ondergrens was bereikt, maakte hij een lijstje. Wat mis ik nu ik ben gestopt met mijn baan?

Figuranten gezocht

Het lijstje van Erik Jan leidde hem naar sites ‘Figuranten gezocht’. Ook de sites die geen geld vragen om in te schrijven stellen eisen: geschikte foto’s, videomateriaal en CV. In het eigen netwerk vond hij eenvoudig professionals die hem daarbij wilden helpen.
In de beeldspraak van de eerste klus als figurant – speelde zich af op een station: “dit is voor mij het goede spoor”. Erik Jan betrad een wereld van grote afwisseling (rollen en plaatsen), uitdaging (moed en leren), verrassing in wie hij ontmoette en vaak ook, hard werken. Het is niet alleen aanwezig zijn, vanuit verschillende rollen moet je als acteur ook ‘leveren’, dat wil zeggen: er is niets vrijblijvends aan.

Erik Jan Sint (Beeld Mandy de Wild)
Waarom dit bij Erik Jan past

Er worden regelmatig oudere figuranten gezocht. Erik Jan blijkt geschikt. Het duurde niet lang of hij werd ook gevraagd om kleine rollen te spelen. Natuurlijk, Erik Jan heeft een leuke kop om naar te kijken, hij praat gemakkelijk en zijn ogen lachen altijd, maar hij brengt ook vakkennis en ervaring als docent mee. Lichaamshouding, stemgebruik, articuleren. Hij is gewend om voor een groep te acteren, gewend dat er naar hem wordt gekeken. Hij beweegt zich gemakkelijk in groepen jongeren, hoe divers die groep ook is. Generaties studenten van de Hogeschool heeft hij opgeleid. Nu ontmoet hij studenten die hun eerste films maken. Samen met hun mammies en pappies (zijn woorden) staat hij op de set. Heerlijk om zo bij te kunnen dragen aan het tot stand komen van producties. Hij kiest ervoor alleen mee te werken aan opnamen wanneer er liefdevol en met kwaliteit wordt gewerkt.

Waarom Erik Jan dit kan

Als werknemer heb je veelal geen zeggenschap over je werk. Nu hij financieel onafhankelijk is, neemt hij de regie over het werk als figurant en acteur in eigen hand.  Hij voert met enig plezier ‘kantoortje’: nauwgezet stroopt hij het internet af en bestudeert het aanbod van rollen. Zorgvuldig maakt hij keuzes. Naast al genoemde criteria als kwaliteit en liefde, kijkt hij naar afwisseling in rollen, plaatsen en setting alsook naar het kostenplaatje. Hij hanteert de regel dat hij kostenneutraal wil werken. Vergoeding moet de onkosten compenseren. 

Voorwaarde om beschikbaar te zijn voor wat zich aandient, is dat hij zijn agenda gedurende de week ‘leeg’ houdt, geen vaste afspraken maakt. Soms werkt hij 3 á 4 dagen per week, soms 1 á 2 en sommige weken zijn leeg. Zijn ‘taken’ als opa vult hij anders in dan met vaste oppasdagen. Zijn leven thuis is met zijn pensionering niet veranderd. Zijn partner heeft nog jaren betaald werken voor zich, de opvoeding en huishouding organiseren ze samen zoals altijd. En net als voorheen, zijn er aan het einde van de dag aan de borreltafel, weer goede verhalen te vertellen.

Erik Jan in dramaserie Swanenburg (Beeld Erik Jan Sint)

Vakmanschap, ambitie en beloning

Als figurant staat Erik Jan tijdens de opnames van Nederlandse films en series tussen bekende acteurs. Hij kent ze zelf niet (want hij kijkt vrijwel geen televisie). Hij beleeft wel veel genoegen aan het vakmanschap dat hij van dichtbij gade kan slaan. Dit is voor hem één van de vormen van beloning. Zelf spant hij zich ook in om zijn werk als figurant en acteur van kleine rollen zo goed mogelijk te doen. Complimenten wanneer zijn prestatie wordt opgemerkt voelen als vorm van waardering. Je verder ontwikkelen in de vaardigheid van het acteren (online lessen volgen) is ook verder leren als mens (je inleven in personages die ver van je afstaan).  

Tijdens de opnames van een korte film waarin Erik Jan een demente bejaarde man speelt die zijn vrouw verliest, overleed zijn eigen vader. In de film zien we het personage dat door Erik Jan wordt gespeeld aan het graf.  Aan de opnamen lees je af dat het verdriet echt is. Het is daarmee een fragment dat je als kijker bijblijft.

Verrassend dat lamlendigheid tot zoveel goeds kan leiden.


Bart (67) werkt weer in het onderwijs, en met veel plezier!

Tegenover mij aan tafel vertelt Bart over hoe hij met pensioen ging en nu weer op een school werkt.

Zijn leven was, ook naast het werk, rijk gevuld met activiteiten. Reizen, interesses (geschiedenis en literatuur), fietsen, gitaar spelen en concertbezoek. Activiteiten die al jaren structureel op de agenda staan en die hij deelt met verschillende vriendengroepen.  Wanneer in gesprekken met vrienden het onderwerp ‘stoppen met betaald werk’ wel eens ter sprake kwam, was steevast de conclusie: we zijn méér dan ons beroep, onze status hangt niet af van ons werk. Niet gek dus dat hij ‘ja’ zei, toen zijn werkgever hem een prima regeling aanbood. Hij was 63 jaar oud toen hij stopte als docentopleider aan de Haagse Hogeschool.

Beroepskeuze

De uitkomst van een beroepskeuzetest 45 jaar eerder, deed hem in het onderwijs belanden. Hij rondde de PABO af, werkte in het basisonderwijs en startte een paar jaar later de studie geschiedenis. Het grootste deel van zijn beroepsleven werkte hij als docent geschiedenis op de PABO. Generaties leraren in het basisonderwijs in Den Haag zijn door hem opgeleid.

Lockdown

Als gevolg van de coronamaatregelen viel ook voor hem het leven buitenshuis vrijwel stil. Geen museumbezoek, boekenclub, stedentrip etc. Hij reageerde dan ook positief op het beroep dat een oud-student, nu docente in het basisonderwijs, op hem deed. Om de online lessen geschiedenis – tijdens de lockdown waren de scholen dicht, luister bij te zetten had zij een plan bedacht. Van beeldmateriaal en verwerkingsmateriaal een expositie optuigen in een aanhanger en deze, achter haar auto gekoppeld, langs de huizen van leerlingen rijden. Daarmee én het persoonlijke contact met de kinderen mogelijk maken én aanschouwelijk geschiedenisles geven. Of hij haar bij dit project wilde helpen. 

Vrijheid

Tijdens de lockdown liepen veel basisschoolleerlingen achterstanden op. Hij besloot daarom, ook na afloop van het project met de aanhanger, te blijven werken op de basisschool. Hij tekende een vrijwilligers-contract. Daarmee verplichtte hij zichzelf twee dagen per week beschikbaar te zijn. Een behoorlijke inperking van je vrijheid. Iets dat hij ging voelen toen door het versoepelen van de coronamaatregelen veel activiteiten weer werden opgestart. 

Geluk

Bart vraagt zich dan ook hardop af: “Waarom heb ik tegen de directeur van de school gezegd: na de zomervakantie mag je mij weer twee dagen per week inroosteren?” Het antwoord dringt met het stellen van de vraag tot hem door. Het raakt hem. 

In de activiteit van het onderwijzen is hij bij de bron die zijn leven betekenis geeft. “Dit is”, zegt hij,  “met niets van de andere dingen die ik doe te vergelijken. Hoe boeiend en avontuurlijk ook”.

Hoewel hij dit een leven lang in het onderwijs heeft ervaren, is het nooit bewust benoemd.  Hij dacht afstand te moeten doen van de status van zijn beroep. In werkelijkheid deed hij afstand van hetgeen in zijn werk met zijn persoon en geluk verbonden was. Hij zegt: “Ik kende mijn eigen drijfveren niet”.

Lees hier wat Bart zelf schrijft over het gesprek.

Beeld: Unsplash (Element5 Digital)


Betaald werk is een bron van geluk

Het beroep dat we uitoefenen, het inzetten van deskundigheid, de doelen waaraan we werken, de erkenning van vakgenoten en omgang met collega’s, het zijn aspecten van betaald werk in de dagelijkse praktijk.

Een praktijk waarin hetgeen we (graag) doen onlosmakelijk is vergroeid met wat we belangrijk vinden: een inkomen verdienen, het onderhouden van huishouden en gezin,  bijdragen aan het bedrijf, de organisatie, de wetenschap, de samenleving. 

Een belangrijke onderstroom bij dit alles is het referentiekader dat we meedragen, het kader waarmee we waarnemen, voelen en oordelen. In de woorden van Charles Taylor: wat verdient respect, wat zijn we anderen verschuldigd, wat is een vervuld leven en hoe ziet (onze) waardigheid eruit -In welke hoedanigheid verschijnen we in de publieke ruimte?

Naast een vanzelfsprekende bron van geluk is betaald werk ook een bron van structuur, tijdsbesteding en afstemming met anderen. 

Iets veranderen op het gebied van werk betekent het doorbreken van routine, lees, vanzelfsprekende onderlinge afstemming met de omgeving. Veranderingen raken aan verwachtingen van partners, ouders, kinderen, vrienden en samenleving, net zoals het raakt aan verwachtingen van iemand over zichzelf. Veranderen betekent het herverdelen van ruimte, tijd en aandacht. Veel van wat vanzelfsprekend was, wordt onderwerp van overleg en discussie. 

Stoppen met betaald werk, of een wending geven aan het werk dat je doet, vraagt om een herinrichting van de dagelijkse praktijk. Dat is niet eenvoudig en er staat veel op het spel.

Veranderen zonder leren kan leiden tot onrust en stress. ‘Leren’ is hier veranderingen die zich van buiten aandienen, in overeenstemming brengen met het innerlijke vermogen van zelfsturing. Met wat er in het leven is geleerd, wat bij iemand past en perspectief biedt. Zo kan innovatief een volgende stap worden vormgegeven. Een stap naar een nieuwe inrichting van het leven met ervaringen van urgentie, zingeving en plezier.

Beeld: Charles Taylor (Wikipedia)
Gebruikte bron: Charles Taylor, Bronnen van het zelf (1989)


Een pleidooi voor levenskunst

Aandacht voor verandering

Als vanzelf richt het onderzoek naar werk en toekomst zich op ‘veranderen’ en gaat er aandacht naar levensvragen die in het verlengde liggen. Iets veranderen in de sfeer van betaald werk, is als een kaart  die je uit een kaartenhuis trekt. (Zie ook het blog over betaald werk -13 juni). Veel van wat vanzelfsprekend was, wordt onderwerp van overweging en overleg.

Dit fenomeen wordt in het boek Een sleutel naar het Walhalla (2021) door Martin Reekers beschreven en in beeld gebracht. Hij portretteerde 20 ervaringsdeskundigen. Mensen die in de afgelopen jaren de pensioenleeftijd bereikten of stopten met betaald werk.  Reekers schreef dit boek na ruim drie jaar pensioen. Hij verbaasde zich dat hij, ondanks zijn kennis en ervaring op het gebied van loopbaanontwikkeling, worstelde met het geven van een bevredigende invulling van zijn eigen pensioen. 

Het is moedig om aandacht te geven aan veranderingen, zeker als die samenhangen met leeftijd. Ouder worden gaat gepaard met een groeiend besef van kwetsbaarheid. Gezondheid en het bereiken van deze leeftijd zijn niet vanzelfsprekend. Je kunt er dus niet voor kiezen om zestiger te worden. Je kunt er wél voor kiezen, als je zestiger geworden bent, hoe ermee om te gaan. Of je nu begin zestig voorsorteert op een nieuwe ontwikkeling in je leven, of dat je er kort voor het einde van betaald werk ineens oog in oog mee staat en/of wanneer je gedachteloos door hebt gewerkt tot het doek viel, in elke situatie heb je opnieuw een keuze.

Waar het in elke situatie op aan komt is levenskunst. Ben je toegerust om met veranderingen om te gaan? Ben je bereid om onder ogen te zien dat de ‘mentale kaart’ waarmee je naar jezelf kijkt niet meer voldoet? Dat je in een positie bent waarin je kunt kiezen om verder te groeien. D.w.z. Leren om veranderingen die zich buiten je voltrekken in overeenstemming te brengen met de persoon die je al bent, wat bij je past en perspectief biedt? Of te wel in overeenstemming te brengen met je innerlijk vermogen tot zelfsturing.

Eenvoudig is dit niet. In een periode van transitie wordt je als mens (opnieuw) geconfronteerd met dingen die je als persoon altijd al lastig of moeilijk vond. Dingen die het werk als vanzelf leek te maskeren, waarvoor de inrichting van het leven met betaald werk een prettig bijkomstige oplossing bood. In deze overgangsperiode liggen angst, boosheid en verdriet op de loer en worden geborgenheid, erkenning en zelfherkenning (‘dit ben ik’) gezocht.

In De logica van het gevoel (1985) brengt Arnold Cornelis naar voren dat verlangen, in alle fasen van ontwikkeling een belangrijke rol speelt. Daar zit de bron van energie, urgentie en perspectief.  In zijn woorden: “ Ons gevoel weet als logisch onbewuste sturing wat goed voor ons is, wat waarheid is en schoonheid. Als deze eigenschappen ontbreken worden ze gezocht. Zijn ze onvindbaar dan heeft het gevoel verdriet. Worden ze gevonden dan uit zich dit in levenslust”

Met deze benadering betekent aandacht voor verandering, een aansporing tot levenskunst. Bewust omgaan met mogelijkheden die je als mens hebt en de vermogens om deze te ontplooien. De benadering van Voorland betekent ook gebruik maken van een belangrijk inzicht uit de sociologie: de werkelijkheid is niet de optelsom van keuzes en handelingen die de bedoeling zijn, maar de optelsom van onbedoelde gevolgen. Of te wel: bezint eer gij begint.

Bronnen:
Reekers, Martin (2021)Een sleutel naar het Walhalla -Openingen voor een mooie pensioenbeleving.
Cornelis, Arnold (1985) Logica van het gevoel -filosofie van de stabiliteitslagen in de cultuur als nesteling der emoties


Hoe blijf je wendbaar en houd je plezier in je werk?

De loopbaanontwikkeling van oudere werknemers is in al zijn aspecten helder en informatief beschreven door Bienemann. Reekers en Spijkerman (2005 en 2009). De schrijvers richten zich in eerste instantie op werknemers zelf, maar de uitkomsten van dit verhaal zijn beslist ook relevant voor werkgevers en organisaties.

Bevindingen die naar voren komen m.b.t. loopbaanontwikkeling voor oudere werknemers:

  • De oudere werknemer is zich vaak niet bewust van de waarde die hij/zij heeft voor de organisatie. Niet bewust ook van het belang van zijn/haar aanwezigheid voor (jongere) collega’s en leidinggevenden
  • Het ‘vertrouwde pad’ wordt niet gemakkelijk verlaten. Er is moed en zelfvertrouwen nodig om ‘uit te zoomen’: waar sta ik en waar wil ik heen?
  • Er is een terughoudendheid om woorden te geven aan vage gevoelens en erover in gesprek te gaan met anderen 
  • Zelf het initiatief nemen en daarmee leiding geven aan jezelf draagt het meest bij aan ieders geluk, maar is eerder uitzondering dan regel

Al lezend groeit het besef dat er een wereld te winnen is voor zowel de oudere werknemer als voor de organisatie waar hij/zij werkt. De vraag is: onder welke voorwaarden durf of wil je als oudere werknemer het pad van ‘handelen’ op te gaan? Wat is er nodig?

Als oudere werknemer heb ik dit proces aan den lijve ondervonden. Gaandeweg realiseerde ik me: er hangt verandering in de lucht. Het vanzelfsprekend behoren tot de groep die de harde kern van de organisatie vormt, verloopt. Je ziet oudere collega’s die je in het proces voorgaan. Zelf schuif je bij elk vertrek van een collega een beetje op. Je komt in een sfeer waarin ‘het einde van het betaald werk, je taak en perspectief’ tot onderwerp worden. Zowel in je eigen gedachten als in die van collega’s, zo blijkt uit vragen en opmerkingen die worden gemaakt.  Je belandt in een nieuwe situatie, in een onbekende sfeer van verandering die niet alleen op het werk maar ook daarbuiten een rol speelt of begint te spelen.

De context waarin je je op het werk bevindt is tweeledig en paradoxaal. Enerzijds wordt er om sociaaleconomische gronden van werknemers verwacht lang door te werken -het liefst tot de AOW-leeftijd. De systematiek van pensioenopbouw draagt daar sterk aan bij. Alle regelingen om eerder te stoppen zijn afgebouwd. In 2020 is de gemiddelde pensioenleeftijd 65 jaar en drie maanden (CBS). Ook een baanwissel biedt na je 55e jaar geen kansrijk alternatief meer.

De beelden en verwachtingen waarmee de generatie zestigers van nu is ‘groot geworden’, zijn andere dan die nu feitelijk het geval zijn. Niet alleen zij moeten verwachtingen bijstellen, hun omgeving moet dat ook.  Collega’s en leidinggevenden worden geconfronteerd met een toenemend aantal ouderen dat niet van plan is vóór de pensioenleeftijd te vertrekken. Er is een ruimte ontstaan waarin we maar weinig kunnen ontlenen aan goede voorbeelden. Een ruimte waarin vanuit allerlei posities geleerd moet worden. Zie ook kader 1.

Anderzijds wordt je aanwezigheid in de organisatie minder vanzelfsprekend en ontstaat het gevoel dat er latent op je vertrek wordt ingespeeld. Wat wordt er van je verwacht? Wat is je perspectief? Een situatie die gepaard kan gaan met onzekerheid en gevoelens van eenzaamheid. Je hebt dit zelf ook niet eerder meegemaakt. Hoe spreek je hierover met je omgeving? Uit ervaring weet ik: werknemers praten er met elkaar niet of nauwelijks over.

Enerzijds is dus de boodschap dat je zo lang mogelijk moet participeren op de arbeidsmarkt, anderzijds is de onbewuste boodschap op je werk dat je niet te lang moet blijven hangen. Blijven werken betekent in vrijwel alle gevallen: blijven in het werk waar je zit.

In deze situatie is helderheid wenselijk. Vanuit welke houding kijk je naar je eigen positie? Ben je bereid én in staat om jezelf als werknemer ‘opnieuw’ uit te vinden? Hoe blijf je wendbaar voor de organisatie en ontwikkel je als professional verder?

Precies toen dit moment zich voor mij aandiende, kreeg ik deelname aan een leergang over leiderschap aangeboden. In de woorden van mijn directeur: ”de minister gaat ervan uit dat je nog zeker zes of zeven jaar belangrijk zult zijn voor de onderwijsorganisatie”.
Niet alleen gaf deze scholing mij inzicht en hulp bij het ‘mijzelf opnieuw uitvinden’, het was ook de aanzet tot het zélf kunnen verzorgen van leergangen aan collegadocenten. Iets waar mijn collega en ik juist goed in bleken te zijn op grond van leeftijd en ervaring.

In de leergang trof ik de voorwaarden aan die ik nodig waren om het goede spoor te vinden: een omgeving buiten de organisatie met ruimte, tijd en aandacht voor zelfonderzoek. Ruimte ook voor reflectie en uitwisseling met gelijkgestemden. Het zijn daarom deze voorwaarden die Voorland aanbiedt als omgeving voor zowel leergang als consult.

Gebruikte bronnen:
Bieneman, M, Spijkerman, R & Reekers, M, De seniorencode, Thema 2005 
Bieneman, M, Reekers, M & Spijkerman, R, Door de wol geverfd, Thema 2009

Illustratie: Tijdens een nascholingsbijeenkomst voerden twee jonge teamleiders een gesprek aan het tafeltje naast mij. Zij deelden met hun problemen met gedrag en houding van oudere werknemers in hun teams. Het was niet moeilijk om enkele collega’s op mijn eigen school te herkennen. Zelf noemde ik hen gekscherend ‘de remmende mannen’. Collega’s die nieuwe ideeën en benaderingen om leerlingen te begeleiden, stevig van de hand wezen en vasthielden aan de door hen beproefde manier.

Arnold Cornelis (1985) beschrijft de moeite van werknemers in processen van reorganisatie en verandering. Werknemers worden veelal niet op de juiste wijze betrokken in het veranderproces. Dat wil zeggen dat hun ervaring en kennis niet is meegenomen als onderdeel van de vernieuwing. Zij vragen zich af: “‘Wat hebben ze nu weer bedacht?” Het behoeft geen betoog dat juist kennis en ervaring van de oudere werknemer waardevol is bij veranderprocessen. Hieruit spreekt naast erkenning en waardering ook iets anders. De oudere werknemer kan gezien zijn/haar positie en leeftijd een remmende of positieve invloed hebben en daarmee bijdragen aan het succesvol implementeren van een andere aanpak, het werken met een nieuwe methode, de invoering van een kwaliteitssysteem enz.


Verhaal achter mijn Voorland

Mijn Voorland was een plek waar ik zelfs in gedachten nooit naar toe ging. De eerste keer dat het gebied zich opende was op de afsluitende sessie van de Leerweg Montessoriaans Leiderschap. Waar wil je zijn over vijf jaar?

Ik was 61 jaar. De enige deelnemer die de zestig was gepasseerd. Confronterend om te ontdekken hoe onbetreden mijn toekomst was. Een letterlijk lege vlakte. Ik wist wél zeker dat ik niet alleen leuke dingen wilde gaan doen.

In de leergang raakte ik bevriend met één van de opleiders, Ben van der Hilst. Hij sprak de zin uit die in de afgelopen drie jaar bewust maar vooral onbewust mijn koers bepaalde: “op mijn  62e ben ik om mijn pensioen heen gaan organiseren”.  In het geval van Ben betekende dit een eigen bureau beginnen: Het Leren organiseren. 

Wat mijn onderneming zou worden lag minder voor de hand dan in dit voorbeeld. Meer dan vijfentwintig jaar werkte ik in het onderwijs. Heb ik ervaring, kennis en vaardigheden opgebouwd op verschillende gebieden. Als docent, leerlingbegeleider, onderwijsvernieuwer, docentopleider en sectieleider.    

Terugkijkend op mijn tijd in onderwijs kwam ik tot het inzicht dat mijn talent, deskundigheid en werkplezier vooral verbonden zijn met het voeren van het gesprek (filosofisch gesprek in de klas en het begeleidingsgesprek met mentorleerlingen en docenten in opleiding), alsook met het organiseren van voorwaarden waaronder mensen met elkaar in gesprek willen gaan (klassengesprek en leergang gedeeld leiderschap).

Terwijl ik in de afgelopen jaren nadacht over mijn voorland begon ik ook nieuwsgierig te worden naar anderen. Hoe leven andere zestigers met vragen rond werk en toekomst? In gesprekken begon ik  nieuwsgierig vragen te stellen. Ik stapte een nieuwe wereld binnen. Een wereld die overal om mij heen aanwezig blijkt te zijn en waar ik eenvoudig toegang heb.

Ik ontdekte hoe pregnant levensvragen rond je zestigste zijn. En hoe onbesproken deze veelal blijven.  Hoe ga je om met het naderende einde van je werkzame leven? Is daar taal voor?                                                                                                      

Ik sprak mensen voor wie het stoppen met betaald werk de opmaat bleek naar nieuwe ruimte en mogelijkheden, soms was stoppen vooral een opluchting of zelfs een bevrijding. In veel gesprekken echter – en die hebben mijn aandacht, ‘las’ ik teleurstelling en verlies.                                                               

Teleurstelling en verlies met veel gezichten.  Verdriet om wat definitief veranderde en verloren ging. Het verlies van vanzelfsprekende contacten.  Met de context van het bedrijf verdween ook de vriendschappelijke omgang met collega’s. Het goedbedoelde “Je mag nu van je welverdiende pensioen genieten” kan gaan naklinken als ‘afgeserveerd worden’. Soms bespeurde ik een lichte wrok omdat het bedrijf  ‘je écht niet meer nodig had’ en dat terwijl jij je leven er aan had gegeven.                                                                                                                                                                          

Verlies van identiteit.  Afgesneden zijn van omgevingen waarbinnen je als mens iets betekende. Niet meer aangesproken worden op je deskundigheid in werk en beroep. Betekenisvolle relaties die niet langer worden gevoed. Onvermogen om met het gevoel van dit verlies iets te ondernemen. Vrouwen en mannen die in dit vacuüm niet helder over zichzelf en eigen behoeften nadenken, die somber worden. Die een keurslijf van oppasdagen/ vrijwilligerswerk omarmen- ook als zij van binnen weten dat dit niet goed voelt.

In mij is de overtuiging gegroeid dat er in deze levensfase ‘een wereld te winnen is’. Ik wil daar met Voorland positief aan bijdragen. Levensvragen van de zestiger op de agenda zetten. Wat is er nodig om gelukkig met werk en toekomst om te gaan? 

Voorland is voor mij de creatieve uitkomst van een leerproces. Zo kan ik wat wezenlijk is in het werk, wat onlosmakelijk verbonden is met mijn identiteit, op een andere manier blijven vormgeven.  Ook om ‘het pensioen’ heen.