Wim Wieringa

Afrekenen met eigen beelden van de levensloop 

Bij binnenkomst wijst Wim naar het beeld dat hij onder handen heeft: “De stuntelende mens. Weer gaat het over de treurigheid van de menselijke conditie en weer zal dit stranden in schoonheid. Waarom ik er dan toch mee door ga? Ik weet dat het de wereld niet verder helpt, dat de treurigheid niet af zal nemen. En toch, steeds opnieuw probeer ik iets fatsoenlijks te produceren. Daarin spreekt mijn hoop”. De toon is gezet. Ons gesprek gaat verder waar het vorige atelierbezoek eindigde. 

Begin 2000 gooiden Wim en zijn vrouw het roer om. De kinderen woonden zelfstandig. Het grote huis werd verruild voor een appartement en een atelier. In 2012, het jaar dat ze allebei 62 werden, stopten ze met betaald werk.

Zijn vader is een Groninger en zijn moeder een Zeeuwse. Misschien verklaart dat de twee zielen die in hem huizen. Wim koos voor een studie bewegingsonderwijs, al was ook tekenen een lievelingsvak op school. 

“Ik begrijp mijn levensloop in termen van ontwikkeling. Als mens moet je een aantal gebaande paden verkennen. Je moet sowieso kiezen en bij kiezen hoort dat je ook iets laat liggen. Ik koos voluit bewegingsonderwijs. Het creatieve bleef liggen. Ik was wel altijd toegepast bezig: stoeltjes, kastjes maken….”

Na zijn opleiding werkte Wim als leraar lichamelijke opvoeding. Een flink deel van zijn loopbaan leidde hij PABO- studenten op aan De Haagse Hoge School.

Soms trek je aan een draad…

Wim: “Op een dag denk je: ik hoef niet één ding.. kennelijk groeide er iets in mij dat ruimte moest hebben. Er kwam een moment waarop dat manifest werd. Een beeldhouwer aan de overkant van de straat was gevallen en brak haar pols. Ze werkte met grote beelden, ik bood aan haar te helpen. Ik mocht het overtollige hout van een beeld halen. Toen wist ik: dat wil ik ook. Het ruimtelijke van het beeldhouwen trok me. En het fysieke”. 

In de jaren negentig toen zijn kinderen gingen studeren schreef ook Wim zich in als student aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK). Als parttimer studeerde hij Monumentale Vormgeving. Beeldhouwen werd op de avondopleiding niet aangeboden.

Filosofie 

Al in de scriptie waarmee Wim zijn studie aan Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO) in 1973 afrondde, begaf hij zich onbewust op het spoor van de kunsten. Hij onderzocht de filosofie van het bewegende lichaam met de denker Merleau-Ponty.

De fenomenoloog Merleau-Ponty plaatste het denken terug in het lichaam. Om de vertrouwdheid van de mens met de wereld te herstellen hief hij de strikte scheiding van mind en body op, een voorstelling die sinds Descartes dominant is. Het lichaam dat als fenomeen verkeert te midden van andere fenomenen, is ervarend in de wereld. De beweging van bijvoorbeeld een danser of sporter die met de ruimte speelt en haar tart, kan raken aan een beleving die we kunst noemen, raken aan iets dat het zintuigelijke overstijgt. 

Beweging, kunst en filosofie, komen vijftig jaar na het schrijven van de scriptie samen in het atelier. Beweging van het lichaam blijft het onderwerp.  Ruimte die mogelijkheden schept en tegelijkertijd beperkt is. Niet aflatend is Wim bezig vorm te geven aan het menselijk verlangen dat ingeperkt wordt door de menselijke conditie. Daarbij lijkt hij én te tasten én precies te weten wat hij doet. Het is geen keuze zegt hij, hij móet produceren, iets concreets máken. 

Zijn waarneming is opvallend scherp. Na een korte aanwezigheid in mijn huis heeft Wim details opgemerkt die niet eerder door bezoekers zijn genoemd. Hij geniet van het scherpe waarnemen van het kleinkind. Een fietstochtje door de stad -het kind in het zitje voorop, is een feestje. Wat het kind allemaal ziet! Dat onbevangen waarnemen inspireert hem. Vliegen, de zwaartekracht tarten. Met zijn armen uitgespreid, hoofd en bovenlichaam naar voren gebogen en ingezakte knieën loopt om de werkbank. “Dit is wat kinderen doen als ze het vliegen verbeelden”. Dit is de beweging in zijn beelden. Inspiratie vindt hij ook in materiaal. Stukken sloophout, bomen, schroot en steen dat hij vindt op zijn landje in Frankrijk of waarmee mensen komen aanzetten.

Al voor hij stopte als docent, werkte Wim in het atelier aan de Franklinstraat. Een sfeervolle plek met een buitenruimte. Hij wijst op de douche: “Kon ik het stof afspoelen en direct door naar de Hogeschool”.

Nu hij zich al 10 jaar helemaal kan richten op maken van beeldende kunst, maakt hij vrij werk en werkt hij ook in opdracht. Een mooi proces van aandacht: wat ziet de opdrachtgever voor zich? Dan komt het boekje tevoorschijn. Tekening na tekening. Achterhalen of dit verbeeldt wat wil worden uitgedrukt. Tijdens ons gesprek belt de bronsgieter. Hij heeft een afgietsel klaar. Ik zie aan Wim: daar wil hij zo snel mogelijk heen. Hij moet het zien. Hij leeft in dit werk.  En toch overwoog hij zich op andere dingen te gaan richten. Als je ouder wordt moet je opnieuw nadenken over je rol als echtgenoot en vader. En de rol als opa komt op je pad. Hoe verdeel je aandacht en tijd? Moet je ‘iets’ doen voor de samenleving? Zoals deelnemen aan een actie tegen de sloop van een kerk om er een buurtcentrum in te vestigen? Dit atelierbezoek vertelt hij dat er een eind is gekomen aan de twijfel.

Toekomst 

“Tien jaar na mijn ‘werkende leven’ vraag ik me niet meer af wat er van mij wordt verwacht. Ik weet het nu zeker: ik wil me verder ontwikkelen in de kunst. Dit ging niet zonder slag of stoot. Heb er veel over gepraat met mijn vrouw en andere mensen. Ik moest afrekenen met mijn conventies. En ontdekken dat achter de gedachte dat het atelier zichzelf financieel moet bedruipen, het echte argument verstopt zit: iets willen produceren.                                                                           

Het betekent dat ik helderheid heb en ruimte heb gemaakt. Het vrijwilligerswerk is afgerond, dat was lastig want het was betekenisvol. Het landje in Frankrijk, dat toch ook zorg en tijd vraagt, is verkocht. Minder activiteiten in de agenda en minder dingen om voor te zorgen”.                                                            

In 2022 is Wim werkend lid geworden van de Haagse Kunstkring. Op zijn 72ste is hij door de ballotage gekomen. “Mensen kunnen daar makkelijk meewarig over doen. Zelf doe ik dat niet meer. Ik zie uit naar nieuwe mogelijkheden. Begin februari exposeer ik met andere leden. De drang om te werken als kunstenaar, is wat mij drijft. Ik heb een toekomst.”.