Betaald werk is een bron van geluk

Het beroep dat we uitoefenen, het inzetten van deskundigheid, de doelen waaraan we werken, de erkenning van vakgenoten en omgang met collega’s, het zijn aspecten van betaald werk in de dagelijkse praktijk.

Een praktijk waarin hetgeen we (graag) doen onlosmakelijk is vergroeid met wat we belangrijk vinden: een inkomen verdienen, het onderhouden van huishouden en gezin,  bijdragen aan het bedrijf, de organisatie, de wetenschap, de samenleving. 

Een belangrijke onderstroom bij dit alles is het referentiekader dat we meedragen, het kader waarmee we waarnemen, voelen en oordelen. In de woorden van Charles Taylor: wat verdient respect, wat zijn we anderen verschuldigd, wat is een vervuld leven en hoe ziet (onze) waardigheid eruit -In welke hoedanigheid verschijnen we in de publieke ruimte?

Naast een vanzelfsprekende bron van geluk is betaald werk ook een bron van structuur, tijdsbesteding en afstemming met anderen. 

Iets veranderen op het gebied van werk betekent het doorbreken van routine, lees, vanzelfsprekende onderlinge afstemming met de omgeving. Veranderingen raken aan verwachtingen van partners, ouders, kinderen, vrienden en samenleving, net zoals het raakt aan verwachtingen van iemand over zichzelf. Veranderen betekent het herverdelen van ruimte, tijd en aandacht. Veel van wat vanzelfsprekend was, wordt onderwerp van overleg en discussie. 

Stoppen met betaald werk, of een wending geven aan het werk dat je doet, vraagt om een herinrichting van de dagelijkse praktijk. Dat is niet eenvoudig en er staat veel op het spel.

Veranderen zonder leren kan leiden tot onrust en stress. ‘Leren’ is hier veranderingen die zich van buiten aandienen, in overeenstemming brengen met het innerlijke vermogen van zelfsturing. Met wat er in het leven is geleerd, wat bij iemand past en perspectief biedt. Zo kan innovatief een volgende stap worden vormgegeven. Een stap naar een nieuwe inrichting van het leven met ervaringen van urgentie, zingeving en plezier.

Beeld: Charles Taylor (Wikipedia)
Gebruikte bron: Charles Taylor, Bronnen van het zelf (1989)