Toen Corrie 63 jaar oud was liep haar contract als onderzoeker aan de Universiteit Leiden af. Een nieuw vijfjarig contract zat er niet meer in. Met de afronding van haar boek Tussenland, over illegaliteit in Nederland in de vorige eeuw (2012), kwam een eind aan het betaald werken.
Een waaier aan loopbanen
Corrie heeft niet één maar meerdere loopbanen achter de rug. Ze volgde diverse opleidingen en werkte achtereenvolgens in de verpleging (A en B), in de ambulante geestelijke gezondheidszorg en in de wetenschap. Wat trok haar aan in die sectoren? En waarom koos ze er telkens voor om over te stappen en haar carrière in een ander werkveld te vervolgen?
Voor haar was cruciaal dat er, naast ruimte voor professionele ontwikkeling, ook ruimte was voor zeggenschap en collegiaal samenwerken. Een werkomgeving waarin veel werd geklaagd en tijd verloren ging door veel vergaderen, waarin het draaide het om ego’s en niet om de patiënt en cliënt, putte haar uit. Na haar studie geschiedenis koos zij niet voor het onderwijs omdat zij verwachtte daar opnieuw een wereld aan te kunnen treffen die haar zou ‘uitvreten’.
Werkplezier en betekenis
Op 27-jarige leeftijd liet Corrie de gezondheidszorg achter zich om geschiedenis te studeren. Met plezier werkte zij in het Projekt Kollektieve Voorzieningen- een groep studenten die onderzoek deed naar de ontstaansgeschiedenis van deze voorzieningen. Hier werd enthousiast met elkaar samengewerkt vanuit een gedeeld politiek motief. Met onderzoek bijdragen aan een rechtvaardiger verdeling van middelen in de samenleving. In het project werd hard gewerkt, ook al droeg dit minimaal bij aan de afronding van het verplichte studieprogramma. Studiepunten kende men nog niet.
Corrie deed doctoraal onderzoek naar een woningbouwvereniging in de Jordaan: keerde de oorspronkelijk bewoners na renovatie en nieuwbouw terug naar hun wijk? Dit bleek vrijwel niet het geval. Een onderzoek dat ook in 2021 nog relevant is.
Na haar promotieonderzoek naar de constructie van vrouwenarbeid (Het werkzame verschil: vrouwen in de slag om arbeid, 1994), werkte Corrie verder aan historisch onderzoek. Het werk als onderzoeker stelt je in staat om bij te dragen aan maatschappelijk relevante kennis. Het is tegelijkertijd een eenzaam bestaan, daar is zij eerlijk in. ‘Het was wél de moeite waard.’ Corrie wijst trots naar een rijtje boeken. Studies van haar hand. Ze worden regelmatig door studenten, onderzoekers, bestuurders en anderen, geraadpleegd.
Anders werken
Toen Tussenland was afgerond, was het niet nieuw onderzoek, maar de zorg die weer aan haar trok. Van een vriendin hoorde ze over vrijwilligerswerk in een hospice. ‘Werken in een hospice, dat leek me wel wat.’ Corrie blijkt zichzelf goed te kennen, want inmiddels werkt ze daar acht jaar. In het hospice treft zij een werksfeer waarin vanzelfsprekend wordt samengewerkt. Mensen die verschillen in leeftijd, achtergrond en kennis vinden elkaar in ‘wat er te doen is’. Dat willen ze goed doen. Corrie mag geen verpleegkundige handelingen uitvoeren, maar de wijkverpleegkundigen zitten altijd krap in de tijd en zijn blij met haar professionele ondersteuning.
Naast dit werk, past Corrie op vaste dagen op haar kleinkinderen en onderhoudt zij een moestuin. Binnen dit geheel neemt het hospice een bijzondere plaats in. ‘Dit werk biedt voordelen die het meest lijken op betaald werk. Het biedt structuur en verbindt je met het grotere geheel van de samenleving. Met een team werken aan het zo comfortabel mogelijk maken van de laatste levensdagen van een medemens is waardevol en leerzaam. Het is een scholing in levenskunst.’
Weten wat bij je past, wat je graag doet én wat je belangrijk vindt. Het is de rode draad in het verhaal van Corrie van Eijl. Jezelf kennen vormt een sleutel naar geluk, steeds opnieuw wanneer er keuzes moeten worden gemaakt.